Wanneer een gedetineerde in de gevangenis schade berokkent aan goederen van de overheid, moet hij die schade vergoeden als de voorwaarden van 1382 e.v. BW zijn vervuld. Collectieve brief nr. 131 van 6 augustus 2015 van het Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen bevat de regels over hoe de FOD Justitie een schadevergoeding kan eisen.
Opgelet: die regels gelden dus niet voor schade aan de goederen van de Regie der Gebouwen, noch die van personeelsleden van het gevangeniswezen. Daarvoor bestaan afzonderlijke richtlijnen.
Vrijwillige vergoeding of bedrag inhouden
De gedetineerde moet eerst worden verzocht de schade vrijwillig te vergoeden. Wil hij dat niet, dan kan de verschuldigde som worden ingehouden op de geldsommen die de penitentiaire administratie hem nog verschuldigd is, zoals de vergoeding voor penitentiaire arbeid of voor een opleiding. Dat gebeurt dan krachtens artikel 104/1 Basiswet.
Die werkwijze werd ingevoerd door de wet van 1 juli 2013 tot wijziging van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden en werd goedgekeurd door het Grondwettelijk Hof (arrest nr. 20/2014) omdat de gedetineerde zich nog steeds tot de burgerlijke rechter kan wenden wanneer hij daarmee niet akkoord gaat.
Randvoorwaarden
-
Maandelijks mag maar 40 % van de verschuldigde sommen worden ingehouden.
-
De schadevergoeding is beperkt tot de huidige waarde van de goederen. Wanneer de reële schade die grens overschrijdt, kan de overheid zich wel nog beroepen op de gemeenrechtelijke procedure voor de rechtbank.
-
De verjaringstermijn voor de schadegevallen bedraagt 5 jaar na de kennisname door de penitentiaire administratie. Wanneer de gedetineerde (voorwaardelijk/voorlopig) wordt vrijgelaten, kunnen er geen inhoudingen meer gebeuren, zelfs niet na wederopsluiting.
-
Een tuchtsanctie kan naast de schadevergoeding worden opgelegd.
U vindt de collectieve brief in de bijlage.